this is the dutch transcript of a six-page interview i did recently for the june 2015 issue of dutch design magazine publish, i will post the english translation here in me stuff as soon as i get i done…
p.s. many thanks to editor-in-chief dirk van ginkel for permission to re-publish the article in full here…
——————-
zielsgelukkig als eenpitter
Hij werkte bij een aantal grote bureaus: FHV/BBDO, VBAT en PPGH/JWT. Hij gaf les aan de Design Academy, de Willem de Kooning Academie en de HKU. Een mooie carrière. Maar het gelukkigst is Martin Pyper als hij in z’n eentje in zijn studio op de Amsterdamse Lijnbaansgracht aan het werk is.
In augustus bestaat zijn Me Studio tien jaar. ‘Ik ben heel blij met de situatie waar ik nu in zit.
Dit is precies wat ik wil.’
Pal naast de wc-deur in de Amsterdamse studio van Martin Pyper hangt een foto van een lichtknopje. Hij wordt door twee schuin tegenover elkaar geplaatste punaises op z’n plaats gehouden. Daardoor zit de foto niet strak tegen de wand aan. Ook zijn er schaduwranden te zien: een extra aanwijzing dat het hier niet om een lichtknopje gaat maar om de afbeelding van een lichtknopje. En toch… Toch druk ik erop. Achter mij klinkt gegniffel. ‘Nou, daar ben ik dan mooi ingetrapt’, zeg ik. Martin zegt: ‘Geneer je niet. Het overkomt de meeste mensen. Het interessante vind ik of iemand ervoor uitkomt of niet.’ Het lichtknopje dat geen lichtknopje is, het is een voorbeeld van een karaktertrek van ontwerper Martin Pyper: hij houdt van een goede visuele grap op z’n tijd, al zijn ze lang niet altijd zo duidelijk als in dit geval.
Knippen, plakken en jezelf vinden
Vanaf zijn veertiende wist Martin Pyper het zeker: hij moest en zou grafisch ontwerper worden. ‘Ons gezin verhuisde van Engeland naar Frankrijk toen ik tien jaar oud was. We kenden er niemand en we spraken de taal ook niet, maar mijn vader had er een baan gekregen als leraar Engels. Mijn broer en zus waren bijna even oud en trokken veel met elkaar op. Ik was veel jonger en daardoor vaak alleen: ik had ook geen vriendjes doordat ik de eerste tijd nog geen Frans sprak. ‘Ik besloot toen mijn vader maar na te doen: die zat heel vaak met z’n neus in de boeken. Naast zijn gewone werk volgde hij een studie over Russische politiek. Ik ging dus ook aan de studie. Ik las veel over de Tweede Wereldoorlog. Ik knipte artikelen, foto’s en illustraties uit boeken, tijdschriften en kranten en maakte daar mijn eigen “Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog” van, in twee delen. Compleet met zelfgemaakte kaarten en tekeningen. ‘Research doen, informatie ordenen, een verhaal vertellen dat op die manier nog niet eerder is verteld… In eerste instantie was het voor mij een vlucht uit de eenzaamheid, maar het bracht me ook op het spoor van vormgeving. Ik wist toen opeens niet alleen heel veel over de Tweede Wereldoorlog, ik wist ook precies wat ik wilde worden. Dit was het werk dat bij mij paste.’
Omzwervingen
Terug in Engeland ging Martin Pyper naar de kunstacademie in Ipswich. Meteen daarna trad hij in dienst bij een ontwerpbureau in Cambridge, dat een van de computerdivisies van Philips als klant had. Philips vroeg hem vervolgens in Apeldoorn te komen werken om de huisstijl en brochures te maken voor de toenmalige ‘mainframe-plant’ aldaar. Hij ging. Waarom ook niet? Tijdens zijn studie was hij gecharmeerd geraakt van de Nederlandse ontwerpcultuur en daar wilde hij best deel van uitmaken. Hij had er bovendien alle vertrouwen in dat hij hier wel zou kunnen aarden. Dat was hem vroeger in Frankrijk na verloop van tijd ook gelukt, dus waarom hier niet? Na nog wat omzwervingen – ‘Ik was jong, had haast, wilde alles op ontwerpgebied meemaken’ – solliciteerde hij begin jaren negentig bij VBAT, een van de meest creatieve bureaus van dat moment.
Synergie
VBAT was destijds volgens Martin Pyper een bureau met een mooie mix aan werk: corporate en packaging, commercieel en cultureel, noem maar op. ‘Packaging wordt in de ontwerpwereld niet als heel sexy gezien, maar ik vond het een uitdagende discipline. Het zijn complexe opdrachten die heel veel exposure hebben en die op een prachtige manier de cultuur van een bepaald tijdperk weerspiegelen. Ik heb heel veel geleerd over kleurenpsychologie – waarom rood soms veel beter werkt dan groen – over doelgroepgericht werken, jezelf presenteren, je concept verkopen. En wat ik ook heel bijzonder vond, was dat je werk niet in een oplage van 200 van de pers rolde maar van vijf miljoen. Je staat met je werk op ieders keukentafel. Op mijn gevoel van eigenwaarde als ontwerper heeft dat best een positief effect gehad.’ Ook in een ander opzicht heeft zijn tijd bij VBAT Martin veel opgeleverd. ‘Ik heb geleerd dat commerciële en culturele opdrachten elkaar niet in de weg zitten maar juist versterken. Culturele klanten zijn erbij gebaat als ze wat meer van het commerciële denken meekrijgen en omgekeerd. Het is een vorm van synergie. En in deze tijd, waarin van culturele organisaties verwacht wordt dat ze commerciëler gaan opereren, heb ik veel profijt van die leerschool. Ik heb nu, als zelfstandig ontwerper, ook een mix van commerciële en culturele klanten. Ik ben daar zeer gelukkig mee.’
Damage control
Na zijn periode bij VBAT, van 1992 tot 1997, ging Martin Pyper werken bij de reclamebureaus FHV/BBDO en PPGH/JWT. Een hele nieuwe wereld, met bijna alleen maar grote klanten die heel veel geld te besteden hadden. ‘Vond ik ook heel leuk en leerzaam, ik heb er geleerd om commercials te maken bijvoorbeeld. En ik heb genoten van dat wat rock ’n rollachtige leven van die wereld.’ De klanten mochten dan veel te besteden hebben, ruimte voor creativiteit boden ze nauwelijks. ‘“Damage control” was voor hen het toverwoord. Ze realiseerden zich dat ze aan communicatie moesten doen, maar ze vonden het een noodzakelijk kwaad. Ze hadden de pest aan statements, meningen en standpunten. Als ze al eens wat zeiden, dan was het bij voorkeur vlees noch vis. Als creatief directeur heb ik wel heel vaak concepten verkocht waarvan ik dacht: is dit het nou? Ik ben geen wereldverbeteraar, weet dat het om handel gaat en vind dat ook helemaal niet erg, maar voor mezelf was de balans zoek. Zonder fantasie red je het niet. Niet als klant, maar zeker niet als creatief. Ik dacht: als ik voor mezelf begin als ontwerper, dan kan ik kiezen of ik wel of niet een bepaalde opdracht aanvaard. Nu ben ik het bijna altijd eens met wat ik maak.’
Minder dan 100% is te weinig
Met een schat aan ervaring en een netwerk van jewelste, begon Martin Pyper zijn Me Studio. Een ruimte van zo’n 50m2 in het centrum van Amsterdam. De muren hangen vol met affiches die hij maakte voor het Metropole Orkest, het Nationale Ballet, het Affiche Museum, de Sugar Factory. Er zijn de bekende ontwerpersfrutsels: poppetjes, allerhande gekke kleine objecten, rolletjes gekleurd plakband waarmee hij de typografie van een huisstijl verzorgde, neonletters. En heel veel boeken over vormgeving. ‘Als ik studenten op bezoek krijg, dan zie ik het meteen in hun ogen: dat romantische verlangen naar ook een eigen studio, eigen klanten, lekker voor jezelf bezig zijn, werken wanneer het jou uitkomt. Maar ik zeg dan altijd: dit is wel het resultaat van 25 jaar lang buffelen. ‘Ik heb nooit volgens een vooropgezet plan gewerkt, maar ik ben wel blij dat het gegaan is zoals het gegaan is. Die studenten adviseer ik ook altijd: doe zoals ik. Zorg dat je ervaring opdoet, dat je veel leert, dat je een netwerk opbouwt en dat je weet hoe je jezelf moet presenteren. Er zit namelijk niemand op je te wachten, je plek moet je bevechten. En bovenal, zeg ik ze dan, zorg dat je echt voor 100% dit vak wilt doen. Als ontwerpen je passie is en je pakt je ontwikkeling een beetje slim aan, dan kom je er wel. Maar je moet wel heel eerlijk zijn tegenover jezelf. Minder dan 100% is te weinig.’
Wel of geen eigen stijl
Nederland kent heel wat ontwerpers met een uitgesproken eigen stijl en die juist om die stijl door opdrachtgevers gevraagd worden. Martin Pyper doet zijn best niet tot die categorie te behoren. ‘Ik denk graag van mezelf dat ik geen eigen stijl heb. Ik beschouw mijn vak als dienend. Ik los problemen van anderen op, rangschik hun informatie op zo’n manier dat de boodschap op een aantrekkelijke en juiste manier overkomt bij hun doelgroep. Natuurlijk is het onvermijdelijk dat elke oplossing die je verzint iets van jou bevat, maar zelfexpressie is voor mij geen issue. Ik ben er om een ander bij te staan. Daarin ben ik een kind van VBAT en misschien ook wel van de Engelse designwereld, die heel pragmatisch is ingesteld.’ Overigens is net wel zo dat Martin telkens opnieuw een balans zoekt tussen budget en creatieve vrijheid. ‘Van klanten die weinig te besteden hebben, vraag ik meer creatieve ruimte. Als je niet veel betaalt, kun je ook niet veel eisen. Dat levert nooit problemen op. Het Metropole Orkest, de Sugar Factory en tot voor kort het Nationale Ballet zijn organisaties met weinig budget. Zij laten het grotendeels aan mij over hoe zij zich presenteren. Het Metropole bijvoorbeeld heeft geen marketingafdeling, dus de huisstijlpresentatie deed ik voor een fluitist, een violist en een saxofonist. Per opdracht heb ik met andere mensen uit het orkest te maken. Heel leuk is dat.’
Don’t hurry, be wappy
Op Martins website staat al heel lang de tekst ‘Don’t hurry, be wappy’, een aanbeveling aan collega-designers. Het betekent zoiets als: blijf enthousiast, zoek de grenzen op van jezelf en van je klant, blijf fris en zoek het onverwachte. ‘De visuele grap is zo’n “wappy”-aspect in mijn werk. Ik heb een filmaffiche gemaakt voor Cinéma Arabe, een Egyptische opdrachtgever. De bedoeling van dat Cinéma Arabe is dat het beeld van de Arabische wereld ontkracht zou worden en niet bevestigd. Dus in ieder geval geen burka’s. Daar kwam de designer die dit werk eerder deed altijd mee aanzeilen en daar had hij geen trek meer in. Maar toen ik zat te schetsen, ontstond een beeld waarin film en burka en openheid op een heel verrassende manier samenkomen. Maar het was aan de andere kant precies het beeld wat ik hem niet zou geven. Maar ik vond het een sterk beeld en hij gelukkig ook. ‘Achter je hangt een afgekeurd affiche voor de come-back show “Nu” van Mini & Maxi. Ik kreeg twee foto’s aangeleverd, op beide droegen ze een kroontje, op een daarvan zonnebrillen. Ik bedacht me toen dat ik iets wilde doen met het thema contrast en spiegeling. Ze heten niet voor niets Mini & Maxi. Ik heb die foto’s doorgeknipt en van beide een deel gebruikt: de een heeft een zonnebril de ander niet. Ik heb ze gespiegeld ten opzichte van elkaar zodat, afhankelijk van hoe je affiche ophangt, dan de een en dan de ander ondersteboven hangt. Ik heb de letters n en u ook op die manier toegepast. Op heel veel vlakken heb ik dit soort dualiteiten toegepast. Het resultaat was een soort speelkaart maar dan met heel veel lagen. Grappig was dat de een het leuk vond en de ander niet. Dat ze mijn affiche afwezen, is wel jammer maar geen ramp. Je moet jezelf ook een beetje kunnen relativeren.’
De designer en de tandarts
Aan een van de muren van de studio hangt een affiche met de bekende uitspraak van ontwerper Noreen Morioka: ‘Being a famous designer is like being a famous dentist.’ Het hangt er om Martin te herinneren aan de betrekkelijkheid van de dingen waar ontwerpers mee bezig zijn. ‘Binnen onze wereld stelt design heel wat voor. Maar daarbuiten heeft het veel minder aanzien dan je zou denken. De buurvrouw hierboven begrijpt niet helemaal wat ik doe. De relevantie van ons werk is geen issue in de ogen van buitenstaanders. Ik vind dat we daar af en toe wel even bij stil mogen staan. Maar niet al te lang…’
Dirk van Ginkel,
Publish magazine #3 – juni 2015